Acts 3

1Petrus nu en Johannes gingen te zamen op naar den tempel, omtrent de ure des gebeds, zijnde de negende ure;
 de ure des Namelijk op welke, benevens de gebeden, ook het dagelijks avondoffer opgeofferd werd. Zie Exo 29:38-39 .
,
 de negende ure ; Namelijk na den opgang der zon, te weten als die ure nu geëindigd was; overeenkomende met onze derde ure na den middag. Zie Act 2:15 ; Joh 11:9 .
2En een zeker man, die kreupel was van zijner moeders lijf, werd gedragen, welken zij dagelijks zetten aan de deur des tempels, genaamd de Schone, om een aalmoes te begeren van degenen, die in den tempel gingen;
 man, die Namelijk van over de veertig jaren; Act 4:22 .
,
 de Schone, Deze was een van de poorten des voorhofs, en zo het schijnt de grote poort, die tegen het oosten stond, alzo genaamd om hare schoonheid en kostelijkheid. Zie Josef. Antiq. lib. 15, cap. 14.
,
 aalmoes te De armen te laten bedelen was van God verboden onder zijn volk, Deu 15:4 , zodat dit ook een teken was, dat toen onder de Joden de wetten Gods zeer vervallen waren.
3Welke, Petrus en Johannes ziende, als zij in den tempel zouden ingaan, bad, dat hij een aalmoes mocht ontvangen. 4En Petrus, sterk op hem ziende, met Johannes, zeide: Zie op ons. 5En hij hield de ogen op hen, verwachtende, dat hij iets van hen zou ontvangen.
 iets van hen Dat is, enige aalmoes.
6En Petrus zeide: Zilver en goud heb ik niet, maar hetgeen ik heb, dat geve ik u; in den Naam van Jezus Christus, den Nazarener, sta op en wandel!
 in den Naam Dat is, door Christus' bevel en kracht; of vertrouwende op de beloften en kracht van Christus.
,
  den Nazarener, Zie Mat 2:23 .
7En hem grijpende bij de rechterhand richtte hij hem op, en terstond werden zijn voeten en enkelen vast.
 voeten en enkelen Grieks baseis; dat is fondamenten. Want de voeten zijn als het fondament, waarop het lichaam rust, staat en gedragen wordt.
8En hij, opspringende, stond en wandelde, en ging met hen in den tempel, wandelende en springende, en lovende God.
 opspringende, Dat is, niet alleen opstaande, maar tot een teken van volkomen genezing en van blijdschap opspringende. Zie Isa 35:6 , en Act 14:10 .
9En al het volk zag hem wandelen en God loven. 10En zij kenden hem, dat hij die was, die om een aalmoes gezeten had aan de Schone poort des tempels; en zij werden vervuld met verbaasdheid en ontzetting over hetgeen hem geschied was. 11En als de kreupele, die gezond gemaakt was, aan Petrus en Johannes vasthield, liep al het volk gezamenlijk tot hen in het voorhof, hetwelk Salomo’s voorhof genaamd wordt, verbaasd zijnde.
 vasthield, liep Dat is, zich vast omtrent hen hield, zonder van hen te wijken.
,
  Sálomo's Dat is, die eerst door Salomo om den tempel gebouwd was, en daarna, met den tempel verwoest zijnde, wederom op dezelfde plaats opgebouwd was, en daarom den naam van Salomo had behouden. Zie 1Ki 6:3 ; Joh 10:23 ; Act 5:12 .
12En Petrus, dat ziende, antwoordde tot het volk: Gij Israëlietische mannen, wat verwondert gij u over dit, of wat ziet gij zo sterk op ons, alsof wij door onze eigen kracht of godzaligheid dezen hadden doen wandelen?
 antwoordde tot Dat is, sprak.
,
 godzaligheid Namelijk alsof wij door dezelfde dit zouden verdiend hebben.
13De God Abrahams, en Izaks, en Jakobs, de God onzer vaderen, heeft Zijn Kind Jezus verheerlijkt, Welken gij overgeleverd hebt, en hebt Hem verloochend, voor het aangezicht van Pilatus, als hij oordeelde, dat men Hem zoude loslaten.
 De God Abrahams, Dat is, de ware God, die zich aan deze patriarchen en voorvaders geopenbaard, met hen en hunne nakomelingen een verbond gemaakt heeft, en die van hen is gekend en gediend geweest. Zie Act 5:30 ; Phi 2:9 .
,
 Kind Jezus Of, knecht, dienaar. Zie Isa 53:11 , en, vs.26, en Act 4:27 .
,
 verheerlijkt, Namelijk Hem van de doden opgewekt en in den hemel tot de hoogste eer opgenomen hebbende, en door onzen dienst dusdanige wonderen doende.
,
 verloochend, Namelijk dat Hij uw koning was; Joh 19:15 .
14Maar gij hebt den Heilige en Rechtvaardige verloochend, en hebt begeerd, dat u een man, die een doodslager was, zou geschonken worden;
 den Heilige Zie Act 2:27 .
,
 een man, die Namelijk Bar-Abbas. Zie Mar 15:7 .
15En den Vorst des levens hebt gij gedood, Welken God opgewekt heeft uit de doden; waarvan wij getuigen zijn.
 den Vorst des Dat is, die enige leidsman is, om de mensen door zijn verdiensten en krachtige werkingen tot het eeuwige leven te brengen. Zie Act 4:12 .
,
 waarvan wij getuigen Dat is, van welke zaak, of van welken Christus.
16En door het geloof in Zijn Naam heeft Zijn Naam dezen gesterkt, dien gij ziet en kent; en het geloof, dat door Hem is, heeft hem deze volmaakte gezondheid gegeven, in uw aller tegenwoordigheid.
 in Zijn Naam Grieks zijns naams; dat is, dewijl hij in den naam van Christus geloofd heeft, gelijk in het volgende verklaard wordt. Zie Mar 11:22 ; Rom 3:22 .
,
 Zijn Naam dezen Dat is, deze Jezus Christus zelf, in wiens naam en door wiens kracht dit wonder geschied is.
,
 gesterkt, dien Dat is, zijne voeten vastgemaakt, dat hij nu op dezelfde staan en gaan kan.
,
 door Hem is, Of, in Hem.
,
 volmaakte gezondheid Namelijk van al Zijn leden, die Hij nu ten volle kan gebruiken.
17En nu, broeders, ik weet, dat gij het door onwetendheid gedaan hebt, gelijk als ook uw oversten.
 onwetendheid Dit zegt hij om hen te troosten met de hoop van vergeving, alzo zij niet tegen de Heiligen Geest gezondigd hadden. Zie Luk 23:34 ; Joh 16:3 ; 1Co 2:8 ; 1Ti 1:13 .
,
 oversten Dit moet verstaan worden van sommigen derzelven, van welken de apostel spreekt 1Co 2:8 ; want van sommigen getuigt Christus dat zij tegen den Heiligen Geest gezondigd hebben; Mat 12:30-32 .
18Maar God heeft alzo vervuld, hetgeen Hij door den mond van al Zijn profeten te voren verkondigd had, dat de Christus lijden zou. 19Betert u dan, en bekeert u, opdat uw zonden mogen uitgewist worden; wanneer de tijden der verkoeling zullen gekomen zijn van het aangezicht des Heeren,
 der verkoeling Dat is, der verkwikking van de gelovigen, die de hitte der vervolgingen in deze wereld onderworpen zijn; Psa 66:12 ; Isa 28:12 ; Jer 6:16 .
20En Hij gezonden zal hebben Jezus Christus, Die u tevoren gepredikt is;
 gezonden zal Namelijk voor de tweede reis, of in zijn tweede toekomst ten oordeel.
,
 tevoren gepredikt Anders, tevoren besteld, geschikt, geordineerd.
21 Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten van alle eeuw.
 ontvangen Dat is, ontvangen hebbende, behouden.
,
 tot de tijden Dat is, tot den dag des algemenen oordeels, op welken alle dingen, dienu om der zonden wil der ijdelheid onderworpen zijn, weder terecht zullen gebracht en hersteld worden; Rom 8:20 ; 2Pe 3:13 , of, totdat alles volkomen zal vervuld zijn, wat door de profeten is voorzegd geweest.
,
 van alle eeuw Dat is, eertijds in voortijden; of van het begin der eeuwen; Joh 9:32 . Onder dezen is ook geweest Enoch; Jud 1:14 .
22 Want Mozes heeft tot de vaderen gezegd: De Heere, uw God, zal u een Profeet verwekken, uit uw broederen, gelijk mij; Dien zult gij horen, in alles, wat Hij tot u spreken zal.
 een Profeet Dat is, een uitnemend leraar, op een bijzondere wijze van God gezonden.
,
 gelijk mij; Dat is, mij gelijk zijnde naar de menselijke natuur, en in uitnemendheid van bijzondere zending, getrouwheid en wonderen; doch hem in veel ook teboven gaande. Zie Deu 18:15 ; Heb 3:2-5 .
,
 in alles, wat Of, naar alles.
23En het zal geschieden, dat alle ziel, die dezen Profeet niet zal gehoord hebben, uitgeroeid zal worden uit den volke.
 uitgeroeid zal Of, verdelgd, vernield; Mozes zegt, Deu 18:19 , van dien wil ik het eisen; dat is, ik zal hem straffen, namelijk gelijk hier verklaard wordt, met uitroeiing uit mijn volk; Heb 2:2-3 .
24En ook al de profeten, van Samuël aan, en die daarna gevolgd zijn, zovelen als er hebben gesproken, die hebben ook deze dagen te voren verkondigd.
  van Samuël aan, Hoewel vóór Samuëls tijd na Mozes ook enige profeten geweest zijn, zo wil nochtans Petrus dat men voornamelijk zal zien op Samuël en de profeten, die na hem geweest zijn, ten tijde der koningen en daarna, alzo deze klaarder van Christus hebben geprofeteerd; Act 10:43 .
25Gijlieden zijt kinderen der profeten, en des verbonds, hetwelk God met onze vaderen opgericht heeft, zeggende tot Abraham: En in uw zade zullen alle geslachten der aarde gezegend worden.
 kinderen der Dat is, afkomstig van de profeten; of, wien de profeten voornamelijk zijn gezonden geweest.
,
 verbonds, hetwelk Of, testaments. Zie Gen 17:7 ; Rom 9:4 .
,
 met onze vaderen Of, tot onze vaderen.
,
 geslachten der Dat is, volken. Waarvan zie nadere verklaring Gal 3:8 ; Gen 22:18 .
26God, opgewekt hebbende Zijn Kind Jezus, heeft Denzelven eerst tot u gezonden, dat Hij ulieden zegenen zou, daarin dat Hij een iegelijk van u afkere van uw boosheden.
 opgewekt hebbende Namelijk uit de doden; of verwekt, dat is, in de wereld gezonden; Act 13:22-23 .
,
 Kind Jezus, Of, knecht, dienaar. Zie vs.13.
,
 tot u gezonden, Namelijk Joden en burgers van Jeruzalem; Act 13:46 .
,
 zegenen zou, Namelijk met genade in dit leven en met heerlijkheid in het toekomende.
,
 daarin dat Hij Of, daarin een iegelijk van u zich afkere van zijne boosheden. Doch het eerste komt beter overeen met het woord zegenen, gelijk ook met dergelijke plaats Act 5:31 .
Copyright information for DutSVVA